Beschikbaar op alle dagen van de kinderboekenweek
Verhalen om in de klas te lezen:
Heks van de eeuw: lees hier
Baba Yaga's derde kus: Lees hier

DE GEVAARLIJKE GROOTMOEDERS VAN TAIS TENG.

Er is natuurlijk niks tegen een lieve oma met rozen langs de regenpijp en een koektrommel vol Haagse hopjes. Het stoerdere soort kinderen heeft toch liever een ander soort oma. Denk aan de oma van de tv serie Penoza: een pistool in oma's handtasje is soms precies wat nodig is.
Maar nog beter dan een gangster-oma is natuurlijk een heks, het liefst met een zwarte kat.
 In Tais Teng's boeken vind je niet minder dan drie behoorlijk stoere meisje met behoorlijk linke grootmoeders.
In de GRIEZELKLAS serie heeft Meral een heksen-oma die al dertig jaar dood is, maar dat maakt voor een heks niets uit. In BLOEDZUSTERS wijst Meral's moeder op een omgevallen kerktoren: 'Ze probeerden oma Sabina destijds nog te verbranden. Ze gaven het pas op toen hun kerktoren omviel en de helft van de dorpelingen kwakend door het weiland hopste.'
Meral vraagt haar hulp alleen als het echt niet anders kan omdat oma de zaken vaak alleen maar erger maakt. En ja, er zijn erger dingen dan verscheurd worden door een demon.
In het verhaal op de site 'Heks van de eeuw' heeft oma Meral aangemeld voor een heksenwedstrijd en als Meral verliest, verandert oma haar in een pad. Zo'n soort oma dus.
In DE JONGEN VAN SMARAGD woont Opaals grootmoeder Rithka 'Hoog op de berg, in de versteende schedel van een potvis'.  Deze oma is een stuk aardiger, maar zal tot stof en botten uit elkaar vallen zodra ze haar eiland verlaat. Dat maakt het wat moeilijk om haar kleindochter te helpen als Opaal verbannen wordt.
De Russische heks Baba Yaga is de betovergrootmoeder van Nadia in de BLOED EN BARNSTEEN serie. Zij is veel erger dan Merals oma. Baba Yaga doet niet aan bezems: zij roeit zich door de lucht in een koperen vijzel met een stamper als roeispaan. Haar hut rent rond op kippenpoten en heeft een omheining van botten en schedels. Baba Yaga verslindt verdwaalde reizigers en vermomd zich soms door hun vel aan te trekken. Voor de Bloed en Barnsteen boeken moet je echt van griezelen houden en ze zijn eigenlijk voor de oudere jeugd.

Op de site staat een link naar een kort Baba verhaal 'Baba Yaga's derde Kus'. Lees dat eerst voor je aan de Bloed & Barnsteen boeken begint.

Tijdens de lezing zal de schrijver vragen beantwoorden over zijn werk en heksen-oma's in het bijzonder. Eventueel kan hij 'Heks van de eeuw' voorlezen als dat nog niet in de klas gebeurd is. Daarna maakt hij samen met de kinderen, die meetekenen, een heksen-oma portret op posterformaat.

Benodigdheden die organisator voor het bezoek moet regelen: Flap-over met grote vellen papier, voor elk kind twee vellen A3 plus onderlegger en potlood.
Opdracht voor de kinderen
Geschikte leeftijdsgroep: …9… t/m …12… jaar
Groepsgrootte: X groep tot 35 kinderen (voorkeur)        eventueel grotere groep, max 50 kinderen
Soort opdracht:  X teken X lees

Tijdstip uitvoering:
X Kan alleen tijdens bezoek
X Kan alleen vooraf


Mijn lezing is het geschikst voor groep 6 t/m 8

Vooraf (alle groepen) : lees het verhaal Heks van de eeuw klassikaal voor. Dan hebben ze meteen een beeld van het soort verhalen dat Tais Teng schrijft.
In groep 8 kunnen ze ook het verhaal 'Baba Yaga's derde kus' zelf lezen.

Vooraf: laat de kinderen tekeningen maken van 'Gevaarlijke oma's'. Dat kunnen oma's van allerlei soort zijn. Gewoon stoer ipv gevaarlijk is ook prima. Denk aan berg beklimmende oma's, raftende oma's, dierentemmer-oma's. De klas kan er daarna een boekje van maken of een tentoonstelling op de muur van de klas of de bibliotheek.

Vooraf: lees de boeken met gevaarlijke oma's van Tais Teng

Tijdens de lezing: teken mee met Tais Teng's heksen-oma poster.
Boeken die bij het thema passen:
– 2016, Granterre, Griezelklas Omnibus, 9+
Griezelklas reeks (ook verkrijgbaar als e-boeken bij smashwords ):
– 1997, Elzenga, Bloedzusters, 9+
– 1997, Elzenga, langs de Duisterweg, 9+
– 1999, Elzenga, Het derde antwoord, 9+
– 1999, Elzenga, Gruwelgeintjes, 9+
– 2000, Elzenga, Heksenbaantjes, 9+
– 2002, Elzenga, Zwartekattenkwaad. 9+
– 2008, Zwijsen, De winter dat de vlammen bevroren, 9+
– 2006, 2008, Miyu, De Jongen van Smaragd 9+
– 2015, Zilverspoor, Een schip van Bloed en Barnsteen, (Bloed & Barnsteen1) 12+

Te verschijnen boeken die bij het thema passen:
(s.v.p. verschijningsmaand, uitgeverij en doelgroep vermelden)
–  maart 2016, Zilverspoor, Het ijzeren woud. (Bloed & Barnsteen 2)

HEKS VAN DE EEUW, een Griezelklas verhaal

Zodra Meral haar kamer instapt, begint de telefoon te rinkelen. Een vreselijk alledaags geluid. Behalve dat Meral helemaal geen telefoon op haar kamer heeft.
"Brie! Brie!"
Haar blik valt op de foto van haar dode heksenoma. Bij elke "Brie!" flakkert de foto bloedrood op. Wow! denkt Meral. Een telefoongesprek van gene zijde.
Ze legt haar hand op het koele glas. "Ja?"
"Het werd tijd," klinkt de vinnige stem van haar oma in haar hoofd. "Ik heb je ingeschreven voor de Heks van de Eeuw wedstrijd."
Merals maag trekt samen. "Maar oma, ik ben niet eens een heks! Ik ben een Wicca!"
Haar grootmoeder snuift. "Ja, ja, dat ken ik. Wicca's zijn geen heksen maar wijze vrouwen die zieken genezen en meer van dat soort onzin. Nou, voor een brutale boerenkinkel die in een wrattenpad verandert is, maakt het weinig uit of een heks of een Wicca dat deed. Pak je bezem. Over een kwartier verwacht ik je in de achtertuin."

Meral sjort net haar bezem uit het fietsenrek als haar oma met een knal door de geluidsbarrière breekt. Haar bezem zwiept omlaag en ploegt door het perkje met dahlia's. Meral kan de heg dwars door oma's lijf zien schemeren. Och ja, oma is per slot van rekening al dertig jaar dood.
"Stap op," beveelt haar grootmoeder. "Onze wedstrijd begint over een kwartier."
"Oma, ik weet niet...," begint Meral.
"Oma's willen graag trots op mijn kleindochter kunnen zijn. Als je verliest, verander ik je in een bladluis."

De zon staat hoog in de knalblauwe lucht. Een leeuwerik zingt. Niet bepaald heksenweer, denkt Meral. Als ze over het Karversbos suizen, schuiven er echter nevels voor de zon. Sliert na sliert, tot de zon als een bleke maan aan de hemel hangt.
"We zijn er," zegt oma. "Omlaag, meiske."
Ze landen op een schemerige heuvel, in een ring van granieten menhirs. Tussen de hoge stenen flakkeren vuurtjes. Meral ziet gifgroene vlammen om een dozijn gietijzeren kookpotten dansen. Schrille heksenstemmen kijven.
"Het eerste onderdeel is het brouwen van een lekker smerig heksendrankje. Jij kunt nog geen ei bakken zonder de keuken vol rook te zetten, dus dat onderdeel win je op je klompen." Ze beent naar de achterste ketel. "Jouw ketel. Zeg maar wat je voor spullen nodig hebt. Paddenogen? Ranzige trollenkwijl?"
Mral schudt haar hoofd. "Niet van die ouderwetse onzin. Dan verlies ik gegarandeerd."
In groep vier hield Meral vaak een wedstrijd vieze drankjes maken met twee vriendinnen. Die drankjes waren pas écht smerig.
"Wasmiddel," somt ze op. "Een halve zak zout en zes verrotte spruitjes uit de GFT-bak. Een filter vol oud koffiegruis. En een gebruikte poeppamper graag."
Terwijl ze met een dijbeenbot in de brei roert, ademt ze verder door haar mond. Allemachtig, wat een stank!

"Stop met brouwen!" De opperheks beent tussen de ketels door en doopt haar gouden lepel in drank na drank. "Jasses," mompelt ze, "lijkt wel kruidenthee." Of: "Noem je dit giftig? Dat zou nog geen kanarie de racekak geven!"
Zuchtend steekt ze haar lepel in Merals bubbelende brei. "Dat is de laatste, satanzijgedankt." Ze neemt een ferme slok, kauwt met haar drie overgebleven tanden.  "Jeech!" Haar wortelneus kronkelt. Haar ogen puilen uit en ze spuwt de drank haastig in de ketel terug. "Gatverdossimus! Wat is dat zeldzaam smerig!" Hoestend omarmt ze Meral. "De winnaar van de eerste ronde is Meral! Hier zou zelfs een jakhals van kotsen!"
"De tweede ronde wordt een makkie," fluister oma in Merals oor. "Ik strooide gemalen straaljagerpoeder op je bezem. Aan die van de anderen heb ik onzichtbare parachutes geknoopt en vuurmieren in hun takkenbos gestopt. Die trutten komen nog geen halve kilometer ver."
Meral grijnst. Als het op valse heksenstreken en de beter rotgeintjes aankomt, kan niemand haar oma overtreffen.
"Ik wijs je de weg." Oma stapt achterop de bezem. "Geesten wegen maar een paar gram."
"Start!" brult de opperheks. "En moge de gemeenste winnen!"
Twee heksen smakken direct na de start al tegen de grond: hun onzichtbare parachutes zijn achter braamtakken blijven haken. De anderen komen amper vijftig meter hoog voor ze woest beginnen te slingeren.
"Iets beet mee!”
“Schiet op, trage slak!"
Meral suist hen voorbij. Uit haar gierende bezem spuiten blauwe vlammen. Onder haar krimpt het Karversbos tot een groene vlek. De wind rukt haar haren bijna aan de wortels uit en ze moet haar ogen tot spleetjes knijpen. "Weet je zeker dat het geen raketpoeder was?" brult ze over haar schouder.
"Misschien toch een beetje te sterk," knikt haar oma. "Omlaag nu maar. Ander komen we in een baan om de Aarde."
Ze knallen in een regen van naalden door de top van een spar en ploegen een halve kilometer door een veld bosbessenstruikjes voor de bezem rokend tot stilstand komt.
Oma springt monter van de bezem. "De rest zien we het eerste half uur nog niet. We beginnen vast met het laatste onderdeel: de schoonheidwedstrijd." Ze neemt Merals kin in de hand en bekijkt haar keurend.
"Treurig. Niet één rimpel en die neus is belachelijk kort. Nee, dat kost me minstens een spreuk of dertien voor je ergens op lijkt."
"Hé!" roept Meral. "Wat ben je van plan?"
"Het gebruikelijke. Een haakneus met een harige wrat, puntkin, haren als een oude pleeborstel en natuurlijk een stuk minder tanden."
Meral doet een stapje achteruit. "En die betoveringen, oma? Hoe lang blijven die?"
Haar oma haalt haar schouders op. "Een jaar of tachtig, negentig? Ze zijn nogal sterk."
Meral verbleekt. "Liever niet. Ik wil er niet als een oude heks bijlopen."
Oma's ogen vonken. "Wat is er mis met oude heks? Ondankbaar wicht! Je bent mijn kleindochter niet meer!" Met een beledigde plop verdwijnt de schim van haar oma.
Leuke boel, denkt Meral. Ik weet niet eens waar ik hier ben. We vlogen zo snel. Nu ja, eerst de lucht maar eens in.
Ze stapt op haar bezem, klapt in haar handen. "Omhoog!"
Er gebeurt niets. Helemaal niets. Haar bezem trilt niet eens, laat staan dat er blauwe vlammen uit spuiten. "Omhoog!"

Een half uur later bereikt Meral de rand van het bos, de bezem moedeloos achter zich aanslepend.
Voor haar liggen kletsnatte akkers met groene sprieten. Waar is dit in vredesnaam? Wacht, op dat dijkje staat een richtingbord! Als ik maar eenmaal weet waar ik ben, komt alles goed. Ik ging wel snel, maar veel verder dan een provincie kan ik toch niet gevlogen zijn.
Ze klotst door het ondiepe water en klautert tegen het dijkje op. 
"O nee!" Meral kent de letters op het bord, ook al kan ze ze beslist niet lezen. Op de ruit van het Chinese restaurant in de Gondeliersbaan staan precies zulke letters...



BABA YAGA'S DERDE KUS

Een verhaal uit de wereld van Bloed en Barnsteen.

Çulpan woonde maar drie huizen van de heks vandaan en dat alleen al maakte hun straat bijzonder, de beste en spannendste straat van Novgorod. Niet dat Nadia van Deventer er hekserig uitzag: geen kromme rug of haar als vochtig stro. Ze had ook geen twee wratten op haar neus, maar iedereen wist dat Nadia de kleindochter van Baba Yaga was.
Baba Yaga, dat was het echte werk: de Heks der Heksen. Ze schoot in haar koperen vijzel door de hemel, roeiend met haar stamper. De donder rommelde in haar kielzog. Overal waar ze vloog, hoorde je de wolven en kraaien haar begroeten. Zo'n opgetogen gehuil en oorverdovend gekras! Natuurlijk was Baba Yaga's kleindochter ook een heks en Nadia verslond zo goed als zeker baby's en kleuters.
'Ik zag gisteravond zelf hoe ze naar het bos sloop,' vertelde  Çulpans broer, 'met een hele bundel afgekloven botten op haar rug Vast om ze stiekem te begraven. Zodat niemand weet wie die twee verdwenen kinderen verslonden had!'
Çulpan en Azat  hurkten voor  de geblakerde vuurkom op het erf en haar broer mikte er zo nu en dan een handje gedroogde molm op of reepjes berkenbast. De berkenbast siste en vlamde groen op.
Azat was een volle drie jaar ouder dan zijn zus en hij wist alles, werkelijk alles over heksen en moerasgedrochten. Maar soms verzon hij gewoon maar wat. De twee zoontjes van Vladimir de hoefsmid waren inderdaad vorige week verdwenen maar dat zei niks. Tien tegen een hadden de wilde Tartaren ze geroofd om als slaven aan de Griekse handelaars te verkopen.
 'Botten?' Çulpan snoof. 'Dat was gewoon een takkenbos. Ik zag haar ook maar dat was Nadia niet. Gewoon haar meid Vali. En ze liep niet naar het bos. Ze kwam van een heel andere kant.' Ze vouwde haar armen voor haar borst en stak haar kin omhoog. Azat moest vooral niet denken dat ze alles geloofde. Ze was geen Simpele Ludmilla die haar gouden klompen voor drie bevroren ganzeneieren ruilde.
'Vali liep door de sneeuw en toch zag ik nergens voetafdrukken. En de sneeuw, die was pas gevallen.'
'Oh.' Çulpan had gisteren niet op zulke zaken als ontbrekende voetsporen gelet. 'Ik weet zeker dat het Vali was. Als ze geen voetafdrukken maakt, is ze zelf ook heks.'
Çulpan kneep haar ogen dicht en ze zag de dienstmeid Vali weer voor zich. Ze had een geheugen als een ijzeren pot zoals haar tante gewoonlijk zei. De takken waren inderdaad nogal knobbelig geweest en bijna even wit als de sneeuw. 'Je hebt gelijk. Het waren botten. Maar veel te lang voor kinderbotten. De meid van een heks kan vast ook toveren. Anders hadden Nadia en Jord haar allang opgegeten.'
'Jord is gewoon een handelaar van vreselijk ver van hier, geen heks,' protesteerde haar broer. 'Mannen kunnen geen heksen zijn.'
Çulpan wist dat haar broer Jord vereerde, zeker nadat Jord hem met zijn kruisboog had leren schieten. Een hele middag lang tot de pijl elke keer precies in de mond van de Turk belandde die Jord op de houten ton geschilderd had.
'Het was volle maan,' vervolgde Azat. Hij boog zich naar haar oor. 'Welke vrouw gaat er nu bij volle maan naar een bos waarin je wolven hoort huilen?'
'Alleen een heks,' fluisterde Çulpan terug. Ze voelde een heerlijk huivering door haar ruggengraat sidderen. Ze had het natuurlijk wel geweten maar nu was het bewezen. Ze woonde in een straat met niet minder dan twee heksen en Jord kon ook best een heks zijn, een mannelijke. Denk aan Koschei de Doodloze of die sjamaan van vorig jaar. Geen halve kies in zijn kaken en toch beet hij subiet een ijzeren staaf door.
Azat pakte haar hand en trok haar overeind. 'Ik moet je wat laten zien.'
'Wat?'
'Kijk over de schutting. Naar het torentje op de kapel naast Nadia's huis. Zie het kruis?'
'Wat is er met dat kruis?'
'Het is zwart en het kruis, dat staat op zijn kop. Het is geen kerk voor God, maar voor Shaitan! Voor de duivel zelf want die heeft een omgekeerd kruis.'
Çulpan barstte in een schaterlach uit.
'Wat ben jij stom zeg! Dat is gewoon Thors hamer. De donderhamer. Oom Leothar draagt die zelf ook.'
 'Het is Shaitans kruis!' Hij gaf haar een stomp en beende het huis in, trok de deur met zo'n harde klap achter zich dicht dat er een lawine van sneeuw van het afdakje ruiste.
Wat zijn jongens toch dom. Vooral grotere broers. Çulpan wreef over haar schouder en tuurde naar de spitse kerktoren. Als ze vier stappen opzij deed, hing de volle maan precies achter Thors donderhamer.
Ze hief haar handen, trok het omgekeerde kruis en vervolgens de driedubbele slinger voor water.
'Thor voor de hemel,' zong ze,
'en Ran voor de zee.
Maar beiden buigen
als Baba Yaga langsschrijdt.'
Het was een rijmpje dat ze van haar eigen grootmoeder geleerd had en ze wist dat het waar was.  Baba Yaga was ouder dan de wereld, ouder dan de goden en haar kleindochter woonde in Çulpans eigen straat...
 
Die nacht droomde ze dat Baba Yaga met haar vijzel op hun erf landde: een bons zo hard dat de sneeuw tot over de schuttingen spatte. De vijzel zelf was zo hoog dat hij tot het middel van de heks kwam. Baba Yaga wenkte Çulpan met haar stamper en roffelde toen op de rand. 'Klim aan boord, meisje! Hijs de zeilen! Wij gaan een tochtje maken.'
 'Waarom ik?' vroeg Çulpan een beetje achterdochtig. 'Je gaat mij toch niet vetmesten en in je ketel koken tot het vlees van mijn botten valt?'
'Dat zou Nadia mij hoogst kwalijk nemen. Je woont in haar straat.'
Dat leek Çulpan ook een goede reden. Je eet de mensen in je eigen straat niet op. Dat is even stom als poepen in je eigen bedstee. Ze hees zich dus maar over de rand.
Baba Yaga reikte haar de stamper aan. 'Roei, meisje! Roei ons naar de rand van de ochtend. Naar het land van Nav, waar zeehonden vliegen en raven madrigalen krassen.'
Als je de stamper als roeispaan gebruikte werd de lucht prompt even substantieel als water, merkte Çulpan. Bij elke haal voelde je weerstand en kolkte het maanlicht in trage regenboogspiralen weg. Twee, drie slagen en ze kwamen los van de grond.
'Doe ik het goed zo, Baba?'
'Je roeit als een Dietse matroos, Çulpan!'

Het land lag diep onder hen, een zilveren zee in het maanlicht. Çulpan keek om: daar slingerde de Volchov zich door de bossen, zwart en gestippeld met ijsschotsen.
Ze draaide zich naar Baba Yaga. 'Waar is Novgorod gebleven?' Ze wees. 'Ik ken die bocht. Daar zou de brug naar de handelswijk moeten liggen en de Citadel is enkel een ronde heuvel.'
'We peddelen door de dromen van het woud. Daarin is geen plaats voor steden.'
Heksenpraat, dacht Çulpan. De dromen van het woud.  Alleen een heks kan het snappen. Later als ik groot. Later als ik zelf een heks ben...
'Dat is een prima ambitie,' zei Baba Yaga. 'En weet je wat het mooiste is?'
Çulpan schudde haar hoofd. 'Nee?'
'Je hoeft er niet stokoud voor te zijn. Je kunt deze nacht nog beginnen.' Ze grinnikte en het was alsof een wilg grinnikte, of een beekje. 'In feite ben je al begonnen. Denk je dat een gewoon meisje Baba Yaga's vijzel door de hemel kan roeien? Nee, jij bent speciaal. Een gewoon meisje zou zichzelf meteen wakker gegild hebben toen mijn vijzel vlak voor je neerplofte.'
Jij bent speciaal. Çulpans oren gloeiden van trots. Of nee, niet enkel trots: er kronkelde ook een draadje angst doorheen, iets dat bijna schaamte was. Stel dat Baba Yaga zich vergiste?
Ze stak de stamper, die elke hartenklop meer op een roeispaan begon te lijken, diep in het sprankelende lucht-water, haalde hem met al haar kracht achteruit. De vijzel versnelde, schoot recht omhoog, zo hoog dat ze de maan bijna kon aantikken en zwiepte toen schuin omlaag, even tomeloos als een slee van een steile helling.
De wind gierde Çulpan om de oren en werd een loeiende storm, een storm die ze helemaal zelf maakte. Sneller. Nog sneller.
Ze lachte, een juichkreet die helemaal uit diepst van haar buik opwelde en haar lach schalde naar alle uithoeken van het winterland, galmend als een bronzen klok. Zo voelt het dus om een heks te zijn. Er is niks gemeens of geniepigs aan.
'Nee, dochter van mij. Dat heb je toch mis. Wij heksen zijn minder wreed dan de engelen en genadiger dan bisschoppen. Dat is zo, maar angst is het graan dat wij zaaien. Zouden de bergen niet troosteloos en saai zijn zonder mensenetende trollen? En hoe kan een woud ooit oneindig lijken zonder wolven met ogen als vonkende robijnen en mistslierten die soms tot grijnzende maskers stollen? Dat maakt de wereld wonderbaarlijk en wijd.'
'En wij doen dat?'
'Het zijn onze wolven, onze trollen, kleindochter. Dat ze soms een marskramer of verlate boer verslinden, is een geringe prijs voor de verhalen die de winternachten om het haardvuur zo heerlijk maken.'
'Als ik maar geen kleuters hoeft te koken,' zei Çulpan. 'Die smaken vast smerig met hun snottebellen en hun...' Ze wapperde met haar handen. 'Soms hebben ze dode muizen in hun zakken of rattenstaarten om hun pinken gewonden.'
 'Ik heb al een ketel, kleindochter. Twee heksen met ketels waarin slechte molenaarszonen en struikrovers verdwijnen, dat zou te veel van het goede zijn. Nee, jij zult iets anders moeten verzinnen.'
Çulpan fronste. 'Een weefgetouw? Een met draden van spinrag en als je zo'n draad raakt wordt je helemaal naar mijn hut getrokken, een hut met.... Poten, ja, die van botten werden gemaakt, tijgerbotten met de klauwen er nog aan en bovenop het lichtgevende oog van een zeeslang. En in mijn weefgetouw worden ze helemaal ingewikkeld als een vlieg in een web en...'
'Je bent op de goede weg.'
Baba Yaga wees omlaag.
'Zie je die fonkelingen daar? Als maanlicht op staal? Dat is het IJzeren Woud waar elk blad een dolk is. Het bloed van alle strijdvelden in de wereld stroomt daarheen en voedt de bomen. Alle legendarische wapens groeiden daar: Hercules' knots, het zwaard van koning Arthur, de werpmessen van Grijze Weduwe Li.'

Çulpan ontwaakte met tintelende vingertoppen die het gewicht en de gladheid van Baba's stamper nog twee, drie hartenkloppen konden voelen. De wonderen van het Land van Nav vulden haar ogen: watervallen die omhoog stortten naar het diepst van de hemel, het paleis van de termietenkoning, hoger dan de hoogste berg en enkel uit dennennaalden opgetrokken. Ze had met een waternimf gedanst: een wezen dat lelijker dan een pad leek... Tot ze begon te dansen.
Baba Yaga noemde mij kleindochter. En beter dan dat, Çulpan. Domweg Çulpan. Geen enkele keer Çulpanoeschka of Paya of welk ander koosnaampje ook. Ze nam me serieus. Een medeheks.

Direct na de ochtendpap greep ze de bezem en veegde al het zaagsel naar buiten. De berkenstammetjes stapelde ze netjes op.
'Wat een ijver!' Haar vader Ligiz keek op van de ton die hij net inelkaar aan het passen was: de ijzeren hoepels lagen aan zijn voeten.
'Ik wil zo snel mogelijk klaar zijn.'
'Aha. Een afspraakje met een vrijer?'
'Papa!' Ze zette haar handen op haar heupen. 'Ik ben pas acht!'
'Nooit te vroeg voor een vrijer. Als je nu een koningszoon uitkiest, ben je de concurrentie voor. Neem je buurmeisje Sephira nu.'
'Ik wil geen koningin meer worden. Zelfs geen gravin.'
'Ik snap het al. Een kaperkapitein. Net als Dolle Sunya van de Zwarte Zeilen.'
'Zoiets ja.' Heks was, zelfs als haar vader in een dolle bui was, beslist het verkeerde antwoord.
Ze keek om zich heen. 'Volgens mij ben ik klaar.'
Ligiz tuitte zijn lippen. 'Ga maar vlug weg voor je moeder iets verzint. Waarheen trouwens, als het niet naar een vermomde koningszoon is?'
'Nadia van Deventer. Ik moet haar iets vertellen.'

De poort stond zoals gewoonlijk op een kier. Op de bovenbalk zat een wapenschild gemonteerd met twee koggeschepen op een zee die door een stel zigzaggen werd aangegeven. Nergens de gebruikelijke  leeuwen of adelaars. Bovenaan prijkte een vreemd lomp symbool dat ze nu pas herkende als een koperen vijzel met een stamper.  Ze voelde een giechel opkomen. Dat is bijna even goed als een bordje met een grommende hond. Geen 'Hier waak ik', maar 'Hier waakt Baba Yaga'.
Onder het schild stond een wapenspreuk. Ze kon de hoekige letters natuurlijk niet ontcijferen. Daar moet ik snel iets aan doen. Een echte heks kan lezen. Alle talen van de wereld: Grieks en Latijn, Diets. De taal van de luchtgeesten en de wolven. 

Nadia zat aan de tafel onder het afdakje, een ganzenveer in de hand.
'Ah, de dochter van de kuiper.'
 'Ik heet Çulpan.'
'Dat weet ik toch Çulpanoeschka Ligizowitch.'
Dit gaat helemaal mis.  'Ik, eh... Je moet de groeten van Baba hebben. Van Baba Yaga.'
Nadia bleef haar aankijken.
'Ik ontmoette haar. In een droom.' Ineens voelde ze zich vreselijk stom en erger dan dat, jong. Ik droomde over Baba Yaga en wat dan nog?
Nadia legde haar ganzenveer neer. 'Dromen moet je serieus nemen. Vooral als je Baba Yaga daarin tegenkomt.' Ze draaide zich om en ineens stond Vali vlak achter haar.
Een hartenklop eerder was ze daar nog niet. Alsof ze pardoes uit de muur is gestapt. Misschien deed ze dat ook wel. Vali is een heks. Net als Nadia.
'Die dronken pelsjager gisteren,' zei Vali en trok aan haar onderlip. 'Bij de Blauwe Egel twee straten verder. Hij stak de waard in zijn arm en toen sloeg de staljongen hem met een bierkan op het hoofd. De pelsjager brak zijn nek toen hij met zijn kin op de tafelrand smakte.'
Nadia tuitte haar lippen. 'Een mensenoffer en dan het bloed van de waard.'
'Het was aardig wat bloed,' knikte Vali. 'Ik liep er vanochtend langs en de waard veegde het zaagsel net naar buiten. Het zag nog zwart van het aangekoekte bloed.' Ze keek Çulpan recht aan, met ogen die groen als keverschilden glansden. 'Ik denk dat het een ware droom was. Wat vertelde ze je?'
'Dat ik een...' Ze slikte het angstbrok in haar keel weg. 'Dat ik een heks mag worden!'
En toen ging haar tong met haar woorden op de loop. 'Ik weet dat jullie heksen zijn. Allebei. Ik zag Vali gisteren uit het bos komen met een stapel botten. Zo lang.'
 De twee vrouwen keken elkaar aan en proestten het vervolgens uit. Het is absoluut het laatste wat Çulpan verwacht had.
'Kom mee,' zei Vali en pakte haar stevig bij de arm.
'Het spijt me!' riep Çulpan, 'ik wist niet....'
Ze stommelden het half donkere halletje door, de keuken in. Boven het haardvuur hing een immense ketel, een ware Baba Yaga ketel, eentje die groot genoeg leek om een compleet kalf te koken of een kleuter of vier.
De uiteinden van zeker een dozijn botten staken boven de rand uit en een zilte, licht benauwde geur vulde de keuken. Als vreselijk ingedikte soep zonder een enkel kruid. En ze gaan mij erin stoppen. Omdat ik hardop zei dat ze heksen zijn en dat vast een geheim is.
Vali liet haar arm los. 'Kijk in de ketel.'
Ze tuurde over de rand. Repen huid dreven in het grijze water. Een bijna doorzichtig varkensoor floepte omhoog, zonk terug.
'Oh.'
'Ja?'
'Jullie maken beenderlijm.'
'Het spijt me,' zei Nadia, 'niet een enkel mensenbot van het kerkhof.'
'Ik kwam van prins Uchins paleis,' zei Vali. 'Hij gaf twee dagen terug een galadiner voor een delegatie van de Poolse koning en hij had mij de botten en het kraakbeen beloofd. Plus de afgeschraapte varkenshuid.'
'Ik ben een idioot.'
'Nou nee,' zei Nadia. 'Dat is toch een prachtig verhaal? Een heks met een bundel mensenbotten op haar rug in plaats van een ordinaire takkenbos. En het was ook nog volle maan. Maar daar kwam je niet voor.'
'Nee.' Ze tuurde naar de punten haar laarzen, doodsbang nog een blunder te begaan.
'Je wilt een heks worden,' zei Nadia. 'Toverspreuken en magische wortels, ja? Je eigen tamme geest om de melk van je vijanden te verzuren en gruwelijk wraak te nemen?'
Çulpan begreep meteen dat dit een test was. Dat een droom over Baba Yaga niet genoeg was. Wat is een heks? Wat is een heks werkelijk? Iemand die meer weet dan alle anderen, ja. Een wijze vrouw.
'Later misschien. Ik zag het wapenschild en er stond een toverspreuk op. Vast een machtige die alle vijanden buiten houdt en ik weet niet wat het betekent. Leer mij lezen.'
'Dat is een van de juistere antwoorden,' knikte Nadia. 'Mijn moeder wilde mij pas mijn eerste bezwering leren toen ik alles foutloos kon opschrijven. Elk ingrediënt, ieder letter van de spreuk zelf. Volgens mij heb je een goed geheugen, maar het geheugen van een vel perkament is niet alleen goed maar perfect. Het weet nog precies wat je twintig jaar geleden opschreef en twijfelt nooit. Vali zal je leren lezen en schrijven.'
'Vali?' Het dienstmeisje gaat mij leren schrijven?
'Ze spreek een dozijn talen meer dan ik of Jord.' Ze pakte Çulpans hand. 'Maar je had het over de spreuk op ons wapenschild?'

Nadia wees omhoog zodra ze buiten de poort stonden. 'Wat daar staat is geen heksenspreuk. Het is het devies dat ons kooplieden rijker dan baronnen maakt. Pecunia non olet. Dat is Latijn, de taal van Rome en de paus. Pecunia, geld, non olet, stinkt niet.'
'Ik snap het niet?'
'Er was een Romeinse keizer die een belasting op pis invoerde. Toen zijn zoon klaagde dat zoiets een keizer onwaardig was, hield de keizer een goudstuk op en zei 'Stinkt dit soms naar pis?'
Çulpan knikte. 'Geld is geld en doet er niet toe hoe je eraan komt. Net als mijn vader nooit zou vragen waar zijn hout vandaan komt of wie het ijzer voor zijn hoepels heeft gedolven.'
'Voor magie geldt hetzelfde. Daarom luisteren heksen aandachtig en beleefd naar harige trollen en converseren we met giftige spinnen.'
'Ik snap het.' Ze zweeg een moment, likte over haar lippen. 'Nadia?'
 'Zeg op.'
'Ik ken je geheim. Je andere geheim. Je bent zwanger!'
'Dat is niet zo'n geheim. Mijn buik begint al aardig te bollen.'
'Hoe heet ze? Mag ik op haar passen? Ik kan haar haar billen afvegen en melk voor haar warmen als jij en Vali naar het heksensabbat vliegen. Ik kan een dekentje voor haar weven, een met wolven en dansende spinnen.'
'Dat is een mooi aanbod. Ik zal erover nadenken.'

Ze zei geen nee, dacht ze toen ze ten slotte naar huis liep, en ze lieten mij bovendien hun ketel zien.  Ze noemden het beenderlijm, maar het was beslist  niet alleen maar beenderlijm. Ik zag er paddenstoelen in ronddrijven, van die rood met witte stippen waar sjamanen op kauwen en de kop van een adder. Als het lijm is dan is het magische lijm. Van het soort lijm dat je nooit meer loslaat als je het aanraakt. Zwaan-kleef-aan lijm.
'Hij moet acht uur inkoken,' had Nadia gezegd. 'Eerst op een hoog vuur en dan op nagloeiende kooltjes. Net zo lang tot je met een stok draden van de vloeistof kan trekken.'
Ik ken alle ingrediënten: de adderkop en de varkensbotten. Sjamanenpaddestoelen en van die kleine zwavelgele en tegen de muur leunde een stok waarop spinrag gedraaid zat. Dat moet er natuurlijk ook in gedoopt worden. Waarschijnlijk aan het eind, om de bezwering compleet te maken.. Ze glimlachte. Mijn eerste toverdrank.

'Wat doe met die reep berkenbast, dochter van mijn hart?' vroeg haar vader zes dagen later. 'Ben je bloemen aan het schetsen voor een nieuwe deken?
'Ik maak letters. Vali leert mij schrijven.'
'Wie is Vali?'
'Het dienstmeisje van Nadia. Je weet wel, van de handelspost? Ze kent minstens tien talen.'
'Zo? En dat is het dienstmeisje? Dan moet Nadia er zelf wel honderd kennen.'
'Zoiets ja.'  Vaders tegenspreken levert geen winst op. Dat heeft ze al jaren geleden geleerd.
'Zeg, mijn Çulpanieska? Leert ze je ook cijfers? Optellen en aftrekken?'
'Ja hoor. Dat is het eenvoudigste van alles. Dat had ik al na twee uur door.'
 'Echt? Vertel mij eens wat 23 en 547 samen zijn en dan trek je er negen van af.' Ligiz pakte een wastafeltje van de plank en reikte naar zijn ivoren stift. 'We beginnen tegelijk. Wat zei ik ook weer?'
'Je zei 23 en 547 erbij en dan negen eraf.'

'Ik ben klaar,' verkondigde Çulpan. 'Het is vijfhonderd eenenzestig.'
'Niet zo snel, dochter van mijn dromen. Bijna goed. Ik krijg 558 uit.'
'Reken het nog maar eens na. Ik weet zeker dat mijn som klopt.'
'Jij je zin.' Hij veegde de was glad en ze hoorde hem mompelen.
'561.' Ligiz klakte met zijn tong. 'Bij de baard van Sint Horatius, je hebt gelijk.' Hij hief zijn handen ten hemel. 'Voorbij gestreefd door mijn achtjarige dochter!' Hij zuchtte diep. 'Dan moet jij mijn ton ook maar afmaken.' Hij stak haar zijn hamer toe, legde een handvol spijkers naast de reep berkenbast neer en slofte met afhangende schouders weg naar de deur.
'Maar ik weet niets van tonnen!' Meende hij het nou? 'Doe niet zo raar.'
'Nu ja, dan is er tenminste iets dat ik nog kan.' Hij veegde spijkers naar zich toe, pakte de hamer weer op.
Het leren gordijn schoof ratelend opzij en Çulpans moeder stapte de werkplaats binnen. “Heeft iemand Azat gezien? Het eten is klaar en ik riep en ik riep tot mijn tong over mijn kin hing, maar antwoorden, ho maar.'
 'Misschien is hij nog op de handelspost?' zei Çulpan. 'Bij Jord? Ik ga wel even kijken.'

Jord en zijn knecht Broderick waren kruiken met bijenwas aan het uitladen van de ezelwagen. Çulpan hoorde het gerinkel van pannen uit de keuken. Vali waarschijnlijk: Nadia had eens bekend dat ze erg bedreven was in het laten verschroeien van knollen en dat een speenvarken aan haar spit gewoonlijk als iets pikzwarts eindigde waar zelfs de kraaien hun snavel voor ophaalden.
'Azat?' zei Jord. 'Nee, je broer heb ik de hele dag nog niet gezien.' Hij keek naar zijn knecht.
'Nog geen snorhaar.' Broderick wreef over zijn stoppelige kin. 'Vreemd eigenlijk. Meestal zit hij achter met jouw boog te klooien of met die rare werpmessen van Nadia.'
 'Jullie hebben hem de hele dag niet gezien? Ook niet in de ochtend?' 
'Misschien is hij verstoppertje aan spelen met zijn vrienden of kikkers aan het opblazen aan de waterkant?'
'Dat vindt Azat te kinderachtig.'

Twee uur na zonsondergang en Azat was nog steeds niet komen opdagen. 
'Ik geef hem zo'n pak rammel dat hij het eerste jaar niet kan zitten!' gromde Çulpans vader. 'Ik trek hem zo hard aan zijn oren dat ze langer dan die van een muilezel worden!'
Çulpan wist dat haar vader niet bijster bedreven in het straffen was. Veel verder dan een oorvijg kwam hij niet en hij greep nooit naar de zweep.
'Je vader is een echte Tartaar,' had haar moeder Çulpan eens bekend, 'beslist dapper en sluw en een hengst in bed, maar het wrede bloed van zijn voorvaderen is aangelengd met klaverhoning. Mij hoor je niet klagen. Ik heb liever een man die buldert van het lachen als hij dronken is en straathonden omhelst dan een rare vechtersbaas.'
'Fakkels,' rommelde een van de neven. Hij had hangsnor die tot ver onder zijn kin reikte. 'Fakkels en zwaarden. Onze scherpste.'
'Ik hoorde dat er deze week al meer kinderen verdwenen zijn,' zei de bakker. Hij woonde drie straten verder maar was getrouwd met Mamma's lievelingszus Gitna.
'Het zijn die verdomde Grieken,' zei de neef. 'Die half-mannen met hun geparfumeerde baarden en krulhaar. Ze steken hun ding liever in de achterkant van een jongetje dan in een ordentelijke deerne.' Hij tuitte zijn lippen. 'Laten we er een oppakken en vingerkootjes afhakken tot hij vertelt wat ze met Azat hebben gedaan.'
'Dat zou prins Uchin een bijster slecht idee vinden,' zei de bakker. 'De arm van Constantinopoulosh reikt ver. Voor we het weten hangen we allemaal aan een tak van de gerechtseik  of proberen we over de bodem van de Volchov te wandelen met een molensteen om onze nek.'
Çulpan keek de mannen na tot de deinende fakkels om de hoek van de straat verdwenen. Het waren er nu al negen en voor ze een paar straten verder waren, zouden het er twee dozijn zijn. Ze wist zeker dat de mannen zonder Azat zouden terugkeren. Van de tweeling had niemand ook maar een spoor gevonden en nu vertelde de bakker dat er meer kinderen waren verdwenen. Ze glipte de poort uit en rende precies de andere kant uit, naar de handelspost.

De poort zat vergrendeld en niemand reageerde op haar geroep.
Aan de overkant van de straat klapte een luik open.
'Ze zijn in het paleis,' zei de buurman. 'Voor het feest van een of andere sint.' Hij snoof. 'Een sint voor elke dag en ik wed dat ze ladderzat terugkomen terwijl het vandaag Sabbat is!'
De overbuurman was zo'n Spaanse jood, wist Çulpan, en joden hadden helemaal geen heiligen. Ik wed dat hij alleen maar jaloers op ons christenen is.
'Wachten heeft geen enkele zin. Ze komen vast pas na middernacht thuis.' Het luik sloeg dicht.
Het paleis van Uchin. Een moment overwoog ze de brug over te steken maar de stad aan de andere zijde was aardedonker, een en al steegjes. Maanlicht zou daar niet eens  doordringen. Nee, dat was waanzin. Bovendien wist ze amper waar het paleis van de prins lag.
'Ah, daar ben je, zusje.'
Azat stond aan de overkant van de weg en hij leunde ontspannen tegen de deur, een grijns zo breed dat hij tot aan zijn oren leek te reiken. Çulpan voelde zo'n steek van vreugde dat ze naar adem hapte, maar tegelijk stapte ze achteruit. Ze zag Azat maar ze zag hem veel te goed, veel te helder. Hij stond in de inktzwarte slagschaduw van het jodenhuis maar ze kon toch elke porie van zijn huid onderscheiden, ieder haartje. Alsof het maanlicht hem van binnenuit verlichtte.
 'Kom bij mij. Pak mijn hand vast en we zullen samen naar huis wandelen, zusje.'  Hij deed nog een stap naar voren en bleef aan de rand van de schaduw staan.
Zusje. Hij noemde mij zusje. Azat noemt mij nooit 'zusje'. Het is gewoon 'Çulpan' of 'Lastpak' en 'Klein kreng' als hij een rothumeur heeft.
'Zeg mijn naam, Azat. Vertel mij hoe ik heet en ik ga met je mee.'
'Doe niet zo raar. Je bent mijn zus.'
Hij weet het niet. Dit ding is mijn broer niet of wie weet is het Azat wel en kroop er iets hongerigs in zijn hoofd. Een sliert grafmist die hem nu laat dansen en schudden als een marionet.
Misschien kwam het doordat ze Baba Yaga over haar weefgetouw van spinrag verteld had dat ze ineens de draad opmerkte die van Azats hoofd dwars door de muur reikte. Je moest het weten, net als een ster die je enkel uit je ooghoek kunt zien en verdwijnt zodra er te direct naar staart. Een eindeloos lange draad, meer werst lang dan ik kan tellen maar aan het andere eind hurkt de dame met het weefgetouw, de spinnenvrouw.
Van god en de heiligen viel weinig te verwachten: dit was duidelijk heidense magie, even oud als de bossen zelf. Çulpan trok het omgekeerde kruis, spuwde op de grond.
'Thor en Ran, sta mij bij! Dat is mijn broer niet.'
Misschien hoorde een van de goden haar, want er kwam een echo terug. Een enkel woord: Arachne, Arachne, Arachne. Driemaal zoals bij alle magische, alle ware namen. De slagschaduw pulseerde, werd een warreling van lichtende draden en toen was haar broer verdwenen.

Het was ver na middernacht, met de krimpende maan al voorbij het zenit,  toen de mannen terugkeerden.
De bakker stapte naar voren. 'Ik heb slecht nieuws.' zei hij en tuurde naar zijn tenen, likte over zijn lippen.
'Jullie hebben Azat niet gevonden?' vroeg Çulpans moeder.
'Erger,' zei de neef en zijn stem klonk vreemd gretig. Alsof hij popelde om het slechte nieuws te vertellen. 'Je man...'
De bakker spreidde zijn handen. 'Toen we langs de brug liepen, wees Ligiz ineens naar de Gerechtseik, naar de schaduw van de Gerechtseik. “Daar staat hij!” riep hij, “daar staat mijn Azat! Zie je hem niet? Hij leunt tegen de boom en hij lacht. Hij lacht ons uit. O, wat een aframmeling zal ik die schavuit geven. Ons zo ongerust maken.”'
'Wij zagen niets,' zei de neef. 'Alleen schaduw, pikdonker. Maar Ligiz schudde zijn hoofd toen we dat zeiden en de bakker hier, hij greep hem bij de arm. We wisten heel zeker dat zijn ongerustheid hem gek had gemaakt. Maar hij rukte zich los en stoof de schaduw in, omarmde zijn zoon die we dus niet konden zien.'
'Hij deed dat,' knikte de bakker, 'en verdween.'
'De nacht heeft mijn zoon gestolen,' zei Çulpans moeder. 'De nacht en de maan hebben mijn man gestolen en ik ben nu een weduwe.' Haar stem klonk afgrijselijk vlak, vol gekwetste verwondering.
Aan Mamma zal ik niets hebben, ging het door Çulpan heen, en als mijn twee heksen al terug zijn, dan liggen ze nu ladderzat op hun stromatrassen. Dan blijft alleen Baba Yaga over.
Toen de vrouw van de bakker een troostende arm om haar moeders schouder legde, schoot Çulpan de poort uit. Ze wist precies waar ze heen moest om Baba Yaga te spreken. De Gerechtseik. Hoewel struikrovers en dieven aan de stevigste tak werden opgehangen, gold dat niet voor belangrijker lieden. Een bojaar hoefde geen minuten lang trappelpotend in de lucht te hangen terwijl het leren koord zijn keel dichtgesnoerde. Naast de eik stak de stronk van een veel oudere boom uit de sneeuw: een stomp vol kerven waar de beul hoofden placht af te hakken met het kromzwaard dat de prins hem had geschonken. Zoveel bloed. Onder de sneeuw moet het mos er zwart van zien. Ik wed dat Baba Yaga mij daar meteen hoort. Nadia had haar verteld dat er bloed nodig was om haar grootmoeder uit de andere wereld over te laten stappen. Het liefst bloed van een onschuldige. En dat ben ik. Ik heb nog nooit een jongen gekust. Alleen maar mijn broer en dat was op zijn knie. Toen hij zo hard op die kei was gevallen en maar niet kon ophouden met huilen.
 
De Gerechtseik leek immens: een inktzwarte schaduw vol heimelijk geritsel. De verdorde bladeren van de eik bleven de hele winter aan de takken zitten en vielen pas in de lente af.
Ze stapte de schaduw in en hield haar adem in, keek om zich heen zonder haar hoofd te draaien. Geen spoor van een vader of broer. Maar de duisternis gonsde, vol nachtelijke magie en dreiging.
'Goed,' mompelde ze, 'best. Ik doe het.'
Ze trok haar vildersmes uit de schede. Elk meisje droeg zo'n mes om een konijn uit zijn vel te pellen of een rijgdraad af te snijden. Al te opdringerige vrijers wisten dat een vrouw nooit zonder haar scherpe klauw rondliep.
Bloed. De punt tikte de kloppende ader in haar linkerpols aan. Nee, dat is een slecht idee. Als ik die ader openritst, blijft het doorstromen. De muis van mijn duim en dan goed diep. Ze beet op haar onderlip en stak toe. Een druppel welde op. De druppel straalde, een robijnrode gloed. Goed, de magie werkt. Maar een druppel is niet genoeg. Ze zette meer kracht en nu stroomde het bloed vrijelijk, droop van haar pols af.  Een poort. Ik moet een doorgang naar de Andere Wereld maken. Ze struinde op de stam af en smeerde haar oplichtende bloed in een rechthoek over de bast. Ze stapte achteruit na een laatste haal en legde een vinger op de wond.
'Ja?'
Baba Yaga stond in de opening. Ze leunde op de koperen stamper en haar grijns ontblootte een rij tanden waar een haait trots op geweest zou zijn.
'Voor jou was het veel bloed, maar het is niet genoeg om mij in jullie wereld te laten komen. Het doet er niet toe, want jij kunt wel degelijk naar het Andere Land overstappen. Dat is waar de spinnenvrouw haar prooien naartoe heeft getrokken en daar zal ik je mijn eerste kus geven.'
'Een kus?'
'Wie mij oproept, heeft recht op drie kussen. Drie kansen.' Weer die alarmerende grijns. 'Je wilt je vader toch terugvinden? Je broer redden?'
Çulpan knikte woordeloos.
'Goed. Dat lukt je zo nooit. Je bent nog een kind, zonder een enkele spreuk. Zoiets is als een keffende puppy op een bruine beer afsturen. Nee, wie we nodig hebben is de jonge heks Çulpan. De vrouw met de zwierende rokken en vonkende ogen. Ja, met een vrijer voor elke vinger en elke teen.'  Ze kromde een benige vinger en Çulpan liep naar de open deur. Op twee passen, net buiten het bereik van Baba Yaga's vingers, stopte ze.
'Drie kussen zei je?'
'Ja, de eerste maakt je twaalf jaar ouder. De tweede vierentwintig en bij de laatste kus zul je op je machtigst zijn, een week voor je sterft.'
'Goed.' Çulpan stapte over de drempel van de poort, een drempel die lichtend sap bloedde.

Voor haar lag het Andere Land, een weelderige uitgestrektheid onder een hemel vol schemer en een dozijn manen, elk met een andere schijngestalte.  Nergens een spoor van huizen en over de Volchov kromde zich geen enkele brug. Wat had Baba Yaga ook al weer gezegd? In de dromen van het woud is geen plaats voor steden.
'Welkom,' zei Baba Yaga. 'Wees wie je moet zijn om te worden wie je bent. Laat mij je de eerste kus geven.'
Çulpan kneep haar ogen stijf dicht toen gortdroge lippen haar voorhoofd beroerden, een kus ruw als het gelooide haaienvel waarmee de Turkse meubelmaker zijn krukken afschuurde. Een siddering trok door heel haar lijf en ineens stond ze twee, drie koppen groter. Haar heupen waaierden uit en ze voelde het gewicht van  borsten aan haar schouders trekken. Çulpan hief handen die ineens idioot groot leken. In de linkerhandpalm prijkte een getatoeëerd oog, in de rechter een tweebladige bijl omgeven door een slang die in zijn eigen staart beet. Astaroths bijl, wist ze, en Osroboiros de Wereldslang.
'Grootmoeder stuurde mij om je te helpen.' Naast haar stond een meisje van een jaar of twaalf. Ze had Nadia's zwarte haar waarin net zo'n rode koperglans zweemde, ogen die geen moment dezelfde tint hielden maar altijd groen bleven. 'Voor als je, eh, bepaalde zaken vergeten bent?'
'Je bent Vasilisa. Nadia's dochter.'
'Goed. Dat weet je in ieder geval nog. Je beste vriendin ook trouwens. Je sneed speelgoedtrollen en eenhoorns voor mij uit toendra-ivoor. Je joeg de weerwolf weg die aan mijn luik rammelde.'
'Je komt uit mijn toekomst?'
Het meisje schudde haar hoofd. 'Baba zei dat je het niet helemaal begreep. Ik kom uit je mogelijke toekomst. Als jij je vader en broer redt, dan zal ik ze ook kennen. Misschien trouw ik wel met Azat? Maar nu....' Ze haalde haar schouders op. 'Ik ken ze alleen uit jouw verhalen. Niemand vond ze ooit terug.'
Çulpan voelde Baba's kus op haar voorhoofd schrijnen als een brandmerk en reikte omhoog. Vasilisa greep haar pols vast en trok haar hand omlaag.
'Wat...'
'Niet aanraken! Als je haar kus wegveegt, sta je weer voor de eik. Dan is dit nooit gebeurd.'
Het had een zekere droomlogica.
'Ik heb je lijm bij me. We moeten één hand insmeren. De hand die niet je wapenhand is. Daarna blijft alles aan die vingers plakken, maar Arachnes draden niet. Je kunt ze afweren en breken. Een spin plakt immers nooit aan haar eigen web vast?' Ze keek om zich heen, gebaarde naar westen. 'Daar loopt een draad. Een van Arachnes draden. Elke spinnendraad eindigt uiteindelijk in haar Paleis van Rag en Ratelbotten.'
Het Paleis van Rag en Ratelbotten.  'Wie is Arachne eigenlijk?'
'De machtigste heks van het Noordwoud. Op Baba na natuurlijk. Ze zeggen dat ze eens een sterfelijke weefster was, de beste van het land. Ze beweerde dat ze beter kon weven dan Ashina zelf.'
'Ashina?
'Een of andere godin die ook iets met weven had. Ze hielden een wedstrijd en de godin verloor. Zulke dames zijn echter slechte verliezers. Uit wraak veranderde ze Arachne in een spin. Alleen werkte dat niet. Arachne leerde hoe ze mannen in haar web kon vangen en de levenskracht uit ze kon zuigen. Zo werd ze nog onsterfelijk ook. En met zoveel magie hoefde ze ook geen spin te blijven. Ze kon zich zo weer in een vrouw veranderen. Vier van haar acht ledematen vouwde ze gewoon op onder haar mantel.' Vasilisa haalde haar schouders op. 'Of dat verhaal waar is? Toen ik het Baba vroeg zei ze dat alle verhalen wel een beetje waar zijn en als mensen ze vaak genoeg vertellen dan worden ze helemaal waar.'
Çulpans vrouwenlijf voelde nog steeds wat onwennig aan, maar er was beslist niks mis mee. Ze wist dat ze even snel als een eland kon rennen met haar lange, gespierde benen, het oog van een veelvraat met haar werpmes kon raken op honderd pas afstand. Spreuken gonsden door haar hoofd, klaar om op haar tong te springen. En ik ga deze vrouw worden. Over twaalf jaar. Als ik dit overleef tenminste. Een vrijer voor elke vinger en teen beloofde Baba. Het zei haar nu nog niks, maar ze voelde een tinteling tussen haar benen bij de gedachte. Dit lichaam vond het in ieder geval een prima vooruitzicht. Een Jord voor mijzelf. Een sluwe man die net zo trots en blij naar mij kijkt als Jord naar Nadia.

Ze volgden de draad door een moerasbos vol berken. Het mos sopte bij elke stap onder hun voeten en op ieder opkrullende strook bast stonden woorden geschreven in een taal die zelfs Vali waarschijnlijk niet zou kunnen ontcijferen. 
Een rivier van inktzwart water versperde hen de weg. De draad zwiepte het water over  om anderhalve werst verder in de top van een zilverspar te eindigen.
'Wat doen we nu? Een vlot van riet bouwen? Dit water ziet er op de een of andere manier niet bijster uitnodigend uit. Een beetje, eh, loerend?'
 'Klopt. Het zit bomvol hongerige rusalkas. Maar waar hebben we een vlot voor nodig?' Vasilisa rende de rivier op en keek tien meter van de oever over haar schouder. 'Waar blijf je?'
'Ik weet niet hoe ik over water moet lopen. Ik heb er zelfs geen flauw idee van.'
'Dat weet je natuurlijk wel. Je hebt het mij zelf geleerd. Zet gewoon een eerste stap.'
En het werkte. Wandel licht als een schrijvertje over het oppervlak. Zorg dat je voet niet door de waterspiegel breekt en snel doorschuiven zodra dat dreigt.
Ze schaatsten de rivier over, die bij elke  stap onder hun voeten meegolfde maar verder glad als maagdelijk ijs bleef.

Het bleek even riskant om op de tegenoverliggende oever te stappen. Het water deukte ineens in en verzwolg Çulpans been tot over de knie. Vasilisa sprong naar voren, rukte haar aan haar pols de kant op. Achter hen klonk een verontwaardigd gesis en er schemerden beeldschone vrouwengezichten onder de waterspiegel. Çulpan zag tentakeltongen kronkelen, tongen die met gemene weerhaken bezet waren.
'Stelletje idioten,' snoof Vasilisa. 'Heksenbloed is puur vergif voor rusalkas. Ze zouden iedere slok moeten uitkotsen en nog dagenlang misselijk blijven.'
Een tweede draad verscheen parallel aan de eerste. Vervolgens een derde. 
 'Zo te zien zijn we op de goede weg.'

Het bos week terug en ze stonden aan de rand van een vallei. Even meende  Çulpan dat het avondmist was, al die bleke stromers, maar toen sprong alles in focus. Spinnenwebben: een wade van spinnenwebben spon de vallei in. In het centrum verrees een tent van fonkelende rag, als van sneeuwwitte zijde.
'Haar paviljoen,' zei Vasilisa. 'Het paleis van Rag en Ratelbotten.'
'Ratelbotten? Rag snap ik maar hoezo ratelbotten?'
 'Kijk, als een spin een mens leegzuigt, dan blijft alleen het vel over, hard als de huid van een mummie. Dat en de botten.' Ze tuitte haar lippen. 'Het  zou een prima rammelaar zijn voor een trollenbaby.'
Een steels geritsel in de bomen: spinnen zakten omlaag uit de toppen. Ze waren even groot als een hand met gespreide vingers. Draden zwiepte van tak tot tak, hingen manshoge spinnenwebben tussen de meisjes en de vallei.
 'Ze proberen ons in te spinnen,' lachte Vasilisa. 'Dan hebben ze nog niet op onze magische lijmhanden gerekend!' Ze rende recht op een van de dikste draden af, hief op het laatste moment haar linkerhand. De draad sneed moeiteloos door de hand en strooide de vingers in het rond. Vasilisa's schreeuw werd abrupt afgebroken tot een gorgelende angstkreet toen de draad haar keel raakte.
 Dat was geen spinrag. Een draad van een of ander magisch metaal, scherp als de snede van een barbiersmes.  Çulpan knielde naast haar vriendin. Het bloed gutste uit Vasilisa's nek, een rood zo diep dat het regelrecht van haar hart moest komen.
'Ik,' zei Vasilisa, 'ik wil nog niet dood...'
'Dat hoeft ook niet.' Çulpans gedachten werden kristalhelder: ze voelde de immense kalmte, de absolute competentie die een vallende klimmer naar een langsflitsend struikje laat graaien, die de jager weg laat duiken voor de klauwhaal van een bruine beer. Ze reikte naar haar voorhoofd en veegde de afdruk van Baba's kus weg.

Ze was terug in de maanverlichte nacht, voor de boom waarin de opening naar het Andere land gaapte.
'Tja,' zegt Baba Yaga, 'dat is natuurlijk ook een mogelijkheid. Kiezen voor een vriendin die je je niet eens herinnert omdat ze nog ongeboren is.'
'Wat kon ik anders doen?' Stop! Niet zo'n zielig toontje. Ik deed het enige juiste.
'Er was een andere uitkomst mogelijk. Een waarin de dood van Vasilisa je zo woedend maakte dat je je een weg hakte naar de troonzaal van het paleis en Arachne persoonlijk alle acht haar poten brak en vervolgens je mes diep in haar hart stak. Je berserkerwoede maakte je immuun voor al haar spreuken.'
'En mijn broer? Mijn vader? Redde ik die?'
'Zeker. Arachne had ze nog niet leeggezogen. Ze hingen in haar voorraadkamer, levend en wel.'
Çulpan voelde zich doodmoe, totaal op door al de emoties van die nacht. Een nacht die nog allerminst voorbij was. 'Je had het over een tweede kus. Geef mij die.'

Haar lijf was niet langer volmaakt. Bij elke stap voelde ze steken in haar linkerknie en haar borsten hingen. Toen ze over haar boventanden likte ontdekte ze dat er een hoektand ontbrak. Wat wil je ook: na vijf kinderen waar er niet minder dan drie in leven bleven? Ze keek uit over een vallei vol spinrag. Goed, dat was blijkbaar gebleven: eens gearriveerd, bleef gearriveerd. Haar rechterhand omklemde iets dat op een herdersstaf leek en waarschijnlijk een toverstaf was. Ja, geel ivoor en bomvol runen en arcanere symbolen. De staf eindigde in een slangenkop. Perfect. De staf die Mozes aan de voeten van de magiërs wierp en in een slang veranderde.
Een beweging in haar ooghoek: ze tolde om haar as, hief de staf die plotseling warm en geschubd in haar handen lag.
'Ik ben het maar.'
Twee, drie ademtochten geloofde ze dat de spreekster Vasilisa weer is, maar nee, de vrouw aan haar zijde was ouder. Niet net in de twintig zoals Vasilisa nu zou zijn. En ze had stroken grijs in de dikke vlecht hoewel ze er nog steeds prachtig uitzag en alle mannen haar na zouden kijken als ze door de straat schreed.
'Nadia?'
'Je was altijd zo'n goede vriendin voor mijn dochter. Haar oudere zus. De beste die ze zich kon wensen. Dus toen ik van Baba Yaga over je probleem hoorde....' Ze knikte. 'Je bleef zo lang droevig. Je miste je broer en je vader afschuwelijk. Ik kon het bijna niet aanzien.' Ze rechtte haar rug, en trok een zwaard. 'Ken je Timoer de Leugenaar?'
'De wapensmid?'
'Precies. Hij gaf mij dit zwaard op Vasilisa's geboortedag. Er is niets magisch aan: gewoon het allerbeste staal dat mensen kunnen smeden.'  Ze slenterde naar de draad die Vasilisa's keel had afgesneden en hakte omlaag. De draad sprong met een hoge C, een toon die over de vallei echode.
'Dit moest natuurlijk gebeuren. Al weet ze nu  waarschijnlijk dat wij hier zijn aangekomen.'
 'Ja, haar alarmdraad. De draad waar een spin haar poot op legt, zelfs als zij ligt te slapen.'
 
Arachnes eerste aanval was volkomen conventioneel, maar werd hen wel bijna fataal. Twee tekstflarden vulden hun oren. 'Zoveel licht, mijn Jord, en Baba zei...' en tegelijk '...dat kan toch niet alles zijn!' De laatste woorden die Nadia en Çulpan op hun sterfbed zouden uitspreken, en daarom dodelijke hartstoppers.
Çulpan hief haar staf echter en de woorden tolden rond voor ze de derde keer konden klinken, beten in hun eigen staart tot er enkel 'Licht' en 'Alles' overgebleven waren.
 'Heilige Maryam,' zei Nadia. 'Dat was op het kantje af.  Ga ik dat echt zeggen als ik lig te reutelen? Ik klonk als een of ander raar gelovig besje.'
'Je kunt beter niet herhalen,' zei Nadia.
Nadia trok een omgekeerd kruis op haar voorhoofd, sloot haar ogen een moment. 'Zo. Ik ben het al vergeten.' 
Dat kan toch niet alles zijn. Çulpan bekeek haar laatste zin van alle kanten, proefde de woorden.  Het klonk verkeerd. Zo hebberig.  Baba Yaga had het niet met zoveel woorden gezegd maar Çulpan wist dat ze stokoud zou sterven, misschien wel tachtig en dat er kleinkinderen om haar bed zouden staan.

'Avanti!' joelde Nadia en hief haar zwaard. 'Wij hebben een monster te doden. Een spin te vertrappen onder de houten hakken van onze laarzen!'
Valkuilen met giftige staken: daar hoef je bij twee heksen natuurlijk niet mee aan te komen. Of die muur van sissende slangen als je tegenstandster Mozes' staf bij zich draagt?
Een zaal had een vloer van lava en door een andere loeide de poolstorm, een wind zo ijzig dat een gewone vrouw in drie hartenkloppen doodgevroren zou zijn.
Çulpan duwde het gordijn open met de slangenkop van haar staf en stapte de laatste zaal in. Arachne zat op een ivoren troon en droeg een zilveren masker. Elk van haar zes armen was volmaakt.
 'O nee toch?' mompelde Nadia en reikte naar haar nek. Een gifgroen spinnetje, niet groter dan een duimnagel, had zich vastgebeten in haar halsslagader, zag Çulpan. Het was ongetwijfeld magisch en beslist dodelijk. Zelfs een wespensteek op die plaats kon al fataal zijn.
'Zo koud....' Nadia's zwaard kletterde uit haar plotseling krachteloze hand. De pupillen in haar ogen trokken zich samen tot speldenpunten. Çulpan spong naar voren om haar op te vangen en veegde Baba Yaga's kus van haar voorhoofd. 

'Nu al weer terug?' zei Baba Yaga. “Ik zou bijna geloven dat je niets om je broer en vader geeft.'
Çulpan balde haar vuisten. Ze leken belachelijk klein en onmachtig. Kindervuistjes.
'De derde kus. Geef mij je derde kus!'

Wat voelde Çulpan zich godvergeten moe... Elk bot leek een vermolmde stok en haar vlees hing als een verzameling lompen om haar krakkemikkige skelet. Iedere derde slag leek haar hart te stotteren. Baba zei dat dit mijn laatste week zou worden maar ook dat ik nooit machtiger en wijzer dan nu zou zijn. Het klopte: haar hoofd was voller dan de bibliotheek van de keizer van Byzantium. Zoveel wonderbaarlijke kennis: de ware namen van goden en geesten, het geheime lied dat de samodiva's elke dertiende maan zongen, de maan die enkel voor hen opkwam. De liefdesbrieven die Maria Magdalena aan de zoon van God geschreven had.
'Je bent alleen deze keer,' zei Arachne. Haar zilveren masker vertrok tot een honende grijns. 'Je heb geen enkele bondgenote meer over.'
 'Dat zie je toch verkeerd. Ik ben niet langer bereid ze voor mij op te offeren.' Ze spreidde haar handen. 'Zet je masker af.'
 'Ik dacht dat je het nooit zou vragen.'
Natuurlijk was het Çulpans eigen gezicht. Maar jong, zo jong en mooier dan ze eigenlijk ooit geweest was.
'Begrijp je het nu?' zei Arachne. 'Ik snapte het pas op het laatste moment, toen ik reutelend op mijn sterfbed lag. Dat dit niet het einde hoefde te zijn. Dat ik machtig genoeg was om voor eeuwig door te leven.'
'Door hun levenskracht te stelen, ja. Je was een beter weefster dan de godin en de spinnen leerden het mij, jou. Weven had genoeg moeten zijn, maar je besloot zelf een spin te worden en dat de mensen je vliegen waren.'
'En wat dacht je daaraan te doen?'
'Op je sterfbed kreunde je : “...dat kan toch niet alles zijn?” Zoiets zal er nu nooit meer over mijn lippen komen. Ik hoef jou niet meer te worden. “Zo is het goed,” zal ik straks misschien zeggen. Of  “Wat een prachtig leven had ik!”'
Het was alsof de woorden in haar eigen hoofd tot marmer stolden, tot staal dat even onverslijtbaar was als de kling van Timoers zwaard.
'Nee! Jij en ik zijn dezelfde! De machtigste en wreedste heks van heel het Noordland!' 
Het zilveren masker kletterde op de marmeren vloer en de troon stond leeg, was altijd al leeg geweest omdat Çulpan tachtig jaar meer dan genoeg vond en nooit het leven van een ander zou stelen. Ze reikte omhoog en veegde Baba Yaga's laatste kus van haar voorhoofd.

Ze stond voor de boom en achter haar vervaagde de poort, veranderde in bast, hoewel Baba nog steeds zichtbaar bleef. De heks keek op haar neer, wreef over een kin die scherp genoeg was om hout te klieven,
 'Tja, wat zal ik zeggen?' Ze schudde haar hoofd. 'Ik had nog zo op een collega gehoopt, een ziel even inktzwart als de mijne.'
  Çulpan zette haar handen op haar heupen en keek de heks recht in de gloeiende ogen. Ze was absoluut niet bang voor Baba Yaga meer. Niet nu ze net een wezen ontmoet had dat zo veel gruwelijker was. 'En mijn broer? Mijn vader?'
 Baba Yaga snoof. 'Thuis natuurlijk en diep onder zeil. Er kwam nooit een Arachne om hun leven te drinken.'

Beter dan dit wordt het nooit, dacht Nadia soezerig. Het buurmeisje Çulpan dat een kraaiende Vasilisa met haar eerste stapjes hielp, het zonlicht dat de plassen liet fonkelen.
'Nadia?' zei het buurmeisje. 'Mijn broer zegt dat je een heks bent en Baba Yaga je grootmoeder is.'
'Vertel hem maar dat hij gelijk heeft. Zou je zelf ook een heks willen worden?'
'Nou nee. Stel je voor dat ik een kleuter moet koken? Eentje met een snottebel onder zijn neus.' Ze huiverde demonstratief. 'Ik zit liever achter mijn weefgetouw. Voor Timoer de wapensmid heb ik vorige winter een das gemaakt met allemaal kromzwaarden en die draagt hij zelfs als het warm is. Hij zegt dat ik beter weef dan Penelope en die was een koningin.'
'Er is een verhaal over een weefster die beter kon weven dan een godin.'
'Arachne, ja. Mijn vader vertelde het een week geleden. Het liep niet fijn met haar af. De beste weefster van Novgorod is goed genoeg voor mij.'
Toch jammer, dacht Nadia. Ik heb nog nooit een meisje met zoveel rauw magisch talent gezien. Zou ze zelf nooit merken dat haar voetsporen zich vanzelf achter haar uitwissen en elke cirkelende mug besluit dat iemand anders ongetwijfeld smakelijker is? Dat de spinnen haar naam in hun webben weven als ze voorbijloop? Nu ja, voor beste weefster van Novgorod valt ook wel wat te zeggen.